Het is al weer een paar weken geleden, maar het relletje galmt nog een beetje na. Een aantal PVV-Kamerleden had de legitimiteit van het parlement in twijfel getrokken. Nu de Kamerstukken op internet beschikbaar zijn (1), kunnen we precies zien hoe dat gegaan is.

Op 16 september noemde Geert Wilders tijdens de algemene beschouwingen in de Tweede Kamer dit instituut een “nepparlement” .

Wat ik zeg, is dat een fractie in de Kamer met twaalf zetels in deze Kamer — nog geen 10% van de Kamer — iets zegt wat miljoenen Nederlands denken. Uit de peilingen blijkt dat 50%, 60%, 70% van de Nederlanders vindt dat er niet meer asielzoekers naar Nederland moeten komen en dat een meerderheid van het Nederlandse volk vindt dat we de grenzen moeten sluiten. Dat is 50%, dat is 60%. Dat betekent dat het verschil tussen deze Kamer, dit nepparlement — want dat is het: een nepparlement! — en de mensen thuis levensgroot is. [...]

Er was een beetje tumult. Wat in de commentaren vooral werd opgemerkt, was dat Alexander Pechtold wel reageerde op deze aanval op de legitimiteit van de Tweede Kamer en Kamervoorzitter Anouchka van Miltenburg niet.

Tijdens de behandeling van de begroting Koninkrijksrelaties op 8 oktober herhaalde Sietse Fritsma de term nepparlement drie keer. Dit keer reageerde Van Miltenburg wel. Sterker nog, volgens diverse media "haalde ze uit" (2):

Nou, het is de nieuwe hobby om ons parlement een nepparlement te noemen. Ik wil opgemerkt hebben voor de Handelingen dat mensen hier een mening mogen hebben, maar dat ik deze opmerking op geen enkele wijze onderschrijf. [...]
[...] Ik maak opnieuw een opmerking. U hebt het recht op uw mening, maar ik wil opkomen voor heel veel hardwerkende parlementariërs die hun werk in dit parlement serieus nemen. Zij nemen deel aan serieuze debatten, maken serieuze wetten, en proberen op serieuze wijze dingen te veranderen waar zij het niet mee eens [zijn] en daar op democratische wijze een meerderheid voor [proberen] te krijgen. Voor mij is dat de definitie van een echt parlement. Ik wil dit voor de Handelingen opgemerkt hebben.

Ook in de plenaire vergadering van de Eerste Kamer op 13 oktober liet de PVV bij monde van Marjolein Faber weten dat de Kamer bestaat uit “nepvolksvertegenwoordigers”. Daarmee veroorloofde ze zich een iets afwijkende verwoording van het PVV-standpunt. Niettemin kon ook dit niet door de beugel, vond voorzitter Ankie Broekers. Geprest door enkele Kamerleden stelde zij:

Ik vind dat wij onze representatieve democratie in ere moeten houden. Dat betekent ook dat iedereen de mening naar voren mag brengen die hij of zij heeft. Vandaag zijn de algemene politieke beschouwingen aan de orde. De vluchtelingenproblematiek is daar vandaag een belangrijk onderdeel van. Daar hebben wij tot nu toe ook over gediscussieerd met de volksvertegenwoordigers die het woord hebben gevoerd, maar ik wil niet dat er wordt gesproken over "nepvolksvertegenwoordigers". Ik wil ook niet dat hier een scheldverhaal wordt gehouden over wie wel en wat niet. Hier wordt een fatsoenlijk debat gevoerd, met volksvertegenwoordigers die hier met een eerlijk en keurig mandaat zitten van onze kiezers.

Toen Faber alsnog door ging over “nepvolksvertegenwoordigers”, sloot voorzitter Broekers haar microfoon af. In de media is dit verwoord als: “Eerste Kamervoorzitter snoert PVV’er de mond.” (3)

Ik vind dit toch wel wonderlijke reacties op het PVV-standpunt. Dit standpunt wordt dus door Van Miltenburg aangevochten met het argument dat de parlementsleden serieus werken aan serieuze zaken en door Broekers met het argument dat de parlementsleden wel degelijk gekozen zijn. Beide wordt echter helemaal niet door de PVV betwist. De kern van het PVV standpunt is dat de parlementsleden, hoewel ze door het volk gekozen zijn, niet doen wat het volk wil. Volgens Wilders wil 60% van de bevolking de grenzen sluiten voor vluchtelingen, maar slechts 10% van de Kamerleden. Dus 50% van de Kamer doet niet wat het volk wil.

Van Miltenburg en Broekers hadden de PVV op een andere wijze van repliek moeten dienen. Namelijk door uit te leggen wat het idee is achter parlementaire democratie. In artikel 67 van de grondwet staat dat de leden van de volksvertegenwoordiging stemmen 'zonder last', dus zonder dat zij de mening van hen die ze vertegenwoordigen moeten overnemen, en daar zijn goede redenen voor.

Het idee van een volksvertegenwoordiging is dat het landsbestuur te ingewikkeld en tijdrovend is om iedere individuele burger daar op alle onderdelen rechtstreeks bij te betrekken. Behalve dat het praktisch onwerkbaar is, kunnen we van niemand verlangen dat hij/zij zich in alle onderwerpen verdiept en zich een mening vormt. Daar zou je meer dan een dagtaak aan hebben. Daarom laten we ons vertegenwoordigen door mensen waarmee we de principes delen en die we vrijmaken om er die tijd wel in te steken.

Dat onze vertegenwoordigers dezelfde mening moeten hebben als wij stemmers is dus fundamenteel onjuist. Mijn vertegenwoordiger moet niet dezelfde mening hebben als ik, maar een betere. Dat kan een ander mening dan die van mij zijn, of dezelfde mening maar beter onderbouwd. Hij/zij kan een betere mening hebben dan ik, omdat hij/zij beter geïnformeerd is en misschien ook wel intelligenter is dan ik. Mijn vertegenwoordiger moet mij uit kunnen leggen wat ik zou moeten vinden op grond van mijn principes. Juist een volksvertegenwoordiger die uitsluitend een doorgeefluik voor de mening van zijn achterban is, vervult zijn taak niet goed en is zijn ‘schadeloosstelling’ (salaris) niet waard.

Dat een individueel Kamerlid niet met deze overweging komt kan ik begrijpen. Maar het geeft te denken dat geen van de Kamervoorzitters hieraan heeft gedacht of dit heeft heeft aangedurft.

 

 1) Kamerstukken:

2) B.v. op nu.nl.

3) B.v. in NRC Handelsblad.