Ik heb als elfjarige leren schaken van de Teleaccursus die in 1969/1970 werd uitgezonden. Mijn vader had zich daarvoor ingeschreven. Het bijbehorende boek heb ik nog. Van de uitzendingen rest de herinnering: ingetogen, zwart/wit, magneet demonstratiebord, twee leerlingen (man en vrouw) in de studio en ex-wereldkampioen Max Euwe als gastdocent. Bij mijn vader is het vuurtje nooit gaan branden, maar ik vond het erg leuk.

Helaas had ik beperkt talent. Later, op schaakclub Corbulo, bleef ik in de middenmoot steken. Dat matigde mijn enthousiasme een beetje, maar het bleef een mooi spel. Ik hield de schaakevenementen zo een beetje bij. De krantenknipsels over de match Spassky-Fisher (1972) heb ik nog lang bewaard. In 1976 was er echter een ‘belangrijk’ evenement waar ik zelf aan mee mocht doen: de recordpoging simultaanschaken door Hans Böhm.

Hans Böhm was in die tijd een schaker in de nationale top, maar toch vooral een universeel spelletjesbeest. Het verhaal ging dat hij zijn verblijf aan de Riviera heeft kunnen bekostigen door partijen tafelvoetbal te spelen. De televisiesketches zijn van later.
Hij wist zelf ongetwijfeld dat hij geen potentie had om wereldkampioen te worden. Wellicht deed hij daarom deze poging een wereldrecord te vestigen: 24 uur schaken tegen twintig spelers tegelijk. Een score van minimaal 80% van de winstpunten was nodig en dan zo veel mogelijk partijen.

Bij zo’n evenement zijn behoorlijk wat tegenstanders nodig. De speellocatie was in het gebouw van Ennia verzekeringen in Den Haag. Dat was te befietsen. Natuurlijk gaf ik mij op. Gelukkig werd ik uitverkoren. Waarschijnlijk omdat ik bereid was een partij midden in de nacht te spelen.

Op zes november was het zover. Ik fietste in het avondddonker en het herfstweer naar het gebouw aan de Johan de Wittlaan. Bij aankomst rond een uur of tien was het er nog een en al bedrijvigheid. Er was een flinke zaal waarin twee simultaansessies gepeeld werden. (Harm Wiersma deed gelijktijdig een aanval op het record simultaan dammen.) En er was een soort markt in de centrale hal met allerlei extra activiteiten.

Böhm staande links. Blijkens het scorebord zijn er op dit moment 324 partijen gespeeld, waarvan 16 verloren.
Het aantal remises is niet zichtbaar.

Om een uur of elf speelde ik mijn eerste partij. Ik was op dat moment met mijn zeventien jaar verreweg de jongste tegenstander. (Overdag schijnen er nog een stuk jongere te zijn geweest. Zie foto.) Niettemin had Böhm weinig compassie met mij. Na zestien zetten stond ik een paard achter en gaf ik op.

Mijn tweede partij stond rond vier uur ’s nachts gepland. En dan duurt het wachten lang. De pers en de toeschouwers zijn naar huis. De standhouders hebben hun stands gesloten. De nachtboterhammen zijn op. En bedenk ook dat er nog geen smartphone of ander mobiel vermaak was. Ja, ik had een boek meegenomen, maar het las op een of andere manier niet lekker daar in die hal.

Op een gegeven moment werd ik gewenkt door een wat morsige, in mijn ogen oude man die achter een schaakbord half onder de imposante trap zat. Naast hem stond een demonstratiebord. Kennelijk iemand die gevraagd was een en ander uit te leggen, maar nu geen publiek meer had. In lastig Engels vroeg hij mij of ik een partijtje wilde spelen. Ik had er geen hoge verwachtingen van, één tegen één tegen een professional, maar ja, ik zat mij toch stierlijk te vervelen.

Tot mijn grote verbazing ging het partijtje best goed en gebruikte mijn tegenstander ongeveer evenveel tijd als ik om na te denken. Het was waarschijnlijk voor hem ook laat en misschien was hij wel moe van al die demonstraties. In ieder geval zag ik gaatjes en rook ik kansjes.  We waren zonder kaalslag op het bord tegen de dertigste zet aangeland, toen ik zag wat er aan de hand was. Welke zet ik ook zou doen, er zou zich een ramp voltrekken. Deze tegenstander had niet geprobeerd gewoon te winnen, maar  mij geleidelijk aan klem te zetten en mij het idee te geven dat ik toch aardig aan het schaken was.
Ik bedankte hem, we schudden handen, en hij zei mij dat hij het een leuke partij had gevonden.

In de wachtrij voor mijn tweede partij met Böhm sprak ik met de wedstrijdleider over mijn partij met de morsige oude man. Hij gniffelde. “Weet je niet wie dat is? Dat is Viktor Korchnoi.” *

Mijn tweede partij tegen Böhm was binnen twaalf zetten klaar. Die had geen tijd voor spelletjes. Mede daardoor slaagde zijn recordpoging. Hij speelde in totaal 500 partijen met een winstpercentage van 86%.

 

* Voor als u geen schaker bent: Viktor Korchnoi was een topschaker die in 1978 en 1981 tegen Karpov om de wereldtitel zou spelen. Zijn leven was behoorlijk turbulent nadat hij in 1976 vanuit de Sovjetunie ‘overliep naar het westen’. Aanvankelijk verbleef hij in Nederland. In mijn ogen was hij oud, maar hij was 45 toen ik tegen hem speelde. Op de foto staat Korchnoi  tweede van rechts.